Zoeken

Denemarken laat zien hoe het in de landbouw wel kan

De landbouw is het zorgenkindje van het Nederlandse klimaatbeleid, weet Pieter Boot. De emissies zijn er minder dan gemiddeld afgenomen en de verwachting is dat daar bij het huidig beleid tot 2030 niet veel bijkomt. Denemarken laat volgens hem zien dat het anders kan.

Eind juni kwam er in Denemarken een opmerkelijk akkoord tot stand tussen regering, medeoverheden, landbouw- en natuurorganisaties. Het ligt nu in het parlement en verwacht wordt dat dit met ruime meerderheid wordt aangenomen. In Denemarken is de landbouw, samen met het landgebruik, met 31% een zeer grote veroorzaker van broeikasgasemissies (in Nederland is dit 20%). Net als in Nederland levert de Deense landbouw maar een klein deel van het nationaal product, maar meer van de export. Onderdeel van het akkoord is dat er vanaf 2030 een prijs op broeikasgasemissies komt die geleidelijk toeneemt en dat de opbrengst in elk geval twee jaar naar een vergroeningsfonds voor de veeteelt gaat. Dit wordt de eerste ‘CO2-prijs in de landbouw’ ter wereld. De overheid voegt daar ruime financiële middelen aan toe ter verbetering van natuurinclusieve landbouw. Achtergrond van het akkoord is tweeledig. De eerste is dat het Deense parlement al eerder had bepaald dat er een CO2-prijs in de landbouwsector moet komen als deze in andere sectoren ook bestaat. De tweede is dat men de klimaatdoelen voor 2025 en 2030 (respectievelijk 50/54 en 70% emissiereductie ten opzichte van 1990) zeer serieus neemt en dat de verwachting is dat vooral het doel voor 2030 niet helemaal wordt gehaald. Extra maatregelen in de landbouw waren dan het meest voor de hand liggend, want zonder extra beleid zou het aandeel van landbouw en landgebruik kunnen oplopen tot de helft van alle emissies in 2030. De regering vroeg daarom een onafhankelijke expertgroep met voorstellen voor zo’n prijs te komen en deze kwam in februari met drie varianten. De landbouworganisaties telden hun knopen en besloten mee te doen aan onderhandelingen over een prijs, om in elk geval de hoogste variant te vermijden. Dat lukte in vijf maanden en in het uiteindelijke akkoord kwam de middenvariant van de expertgroep uit de bus. Velen in het land zijn tevreden over het akkoord, behalve Greenpeace die het betreurt dat de hoogste prijs uit het advies niet wordt ingevoerd en radicale boeren voor wie de kostprijsverhoging het zwaarst weegt. Meer precies ziet het akkoord er als volgt uit.

“De inzet is een moderne landbouw waarin natuur en water even belangrijk zijn als voedselproductie”

In 2030 komt er een prijs op ‘CO2-equivalenten’ op vee, kunstmestgebruik en landbouwgrond die veel emitteert, van omgerekend feitelijk 16 euro per ton, die oploopt naar 40 in 2035. De officiële bedragen zijn 2,5 maal zo hoog, maar de eerste jaren geldt er een aftrek van 60% om de economische gevolgen te beperken aangezien de rest van de Europese Unie nog niet zo’n prijs heeft. Denemarken zet zich er dus hard voor in dat ook voor elkaar te krijgen. De opbrengst gaat samen met overheidsmiddelen naar een fonds van omgerekend 5,4 miljard euro. De aankoop van koolstofuitstotende landbouwgrond, omzetting van grond in natuur, aanplant van bossen, minder emissies door veeteelt en vermindering van kunstmestgebruik moet samen met omgerekend 1,2 miljard euro voor het herstel van veengronden in totaal 1,8 Mt CO2-equivalenten opleveren. Dit betekent een substantiële vermindering van het doeltekort in 2030. Maar ook Denemarken wil de landbouw echt niet afschaffen. De inzet is een moderne landbouw waarin natuur en water even belangrijk zijn als voedselproductie. Technologische ontwikkeling is hiervan een belangrijk onderdeel, zo denkt men dat door voedingssupplementen de emissies van vee kunnen verminderen. Maar de kern is toch het idee dat boeren landbeheerders worden. Daarom gaan er ook financiele middelen naar biochar, een bodemverbeteraar die CO2 in de grond opneemt. Neveneffect van het akkoord is een verbetering van de waterkwaliteit, die nodig is omdat ook Denemarken de doelen van de Kaderrichtlijn Water nog niet haalt. Het past allemaal ook in de Deense aanpak om het aandeel biologische landbouw te vergroten, dat met 13% al relatief hoog is. Jaarlijkse vergoedingen die slachthuizen ontvangen worden beëindigd en het daarvoor bestemde geld gaat naar herscholing.

“De landbouwsector is ook in Nederland de enige die in 2030 geen CO2-prijs kent”

De aanpak vergt veel nieuwe en gedetailleerde metingen. Dat wordt nu ingeregeld en is, samen met de gewenning voor de boeren, een reden waarom de invoering pas per 2030 is. De uitvoering van het akkoord wordt regionaal georganiseerd; elke regio moet vastgelegde doelen halen en als dat niet lukt volgt nadere regelgeving per boer.

Denemarken maakt zich er hard voor dat een dergelijke aanpak in de hele Europese Unie wordt ingevoerd. Want men is er zich goed van bewust dat het risico bestaat dat een CO2-prijs alleen in Denemarken de exportpositie benadeelt.

De landbouwsector is ook in Nederland de enige die in 2030 geen CO2-prijs kent. De emissies dalen er weinig. Rechtvaardigheid is een belangrijk onderdeel van het klimaatbeleid. Wat let Nederland het Deense voorbeeld te volgen?