Joris Wijnhoven: "Juichen bij iedere nieuwe bel is uitstel van executie"
Eind september werd bekend dat een consortium van gasspeurders in het Nederlandse deel van de Noordzee een nieuwe bel hebben aangetroffen van zo'n zestig miljard kuub, waarvan vijftig miljard winbaar. "Een gamechanger", werd er gejuicht. Dat lijkt me nogal overdreven, want de jaarlijkse gasconsumptie van Nederland ligt nog altijd rond de veertig miljard kuub, dus die bel is zo op. Maar los van je oordeel over de omvang van deze vondst is sowieso de vraag hoe blij je ermee moet zijn. Die nieuw gasbellen maken ons maar lui, want ze halen de broodnodige druk van de ketel om razendsnel van onze gasverslaving af te kicken.Het verhaal is bekend. Toen Nederland in de jaren zestig bleek te beschikken over enorme gasvoorraden, gebeurden een hoop dingen tegelijk. In een bewonderingswaardig tempo werden onze woningen voorzien van gasaansluitingen. Tegelijkertijd werden energie-intensieve industrieën naar hier gelokt met het heerlijke vooruitzicht van lage gasprijzen. En bevriende landen kregen lucratieve gascontracten, bijvoorbeeld om hen gunstig te stemmen rond vrijhandelsorganisaties als de EEG, waar de Nederlandse economie baat bij had.
““Het grootste deel van het gas moet netjes in de grond blijven””
In recordtempo werd onze economie een gaseconomie. Meer nog
dan de klimaatcrisis liet het Gronings geschud/t ons nog maar pas de
onhoudbaarheid daarvan inzien. Sindsdien groeit de consensus dat gas zijn
langste tijd gehad heeft, maar is er nog steeds een diepgravend meningsverschil
over het tempo dat we aan de dag moeten leggen bij het omschakelen. De vondst
van weer zo'n nieuwe bel zit daarbij eigenlijk alleen maar in de weg.
Want anders dan de oude gedachte dat de wal het schip wel zal keren (gas
raakt een keer op), weten we nu dat het grootste deel van het gas netjes in de
grond moet blijven. Als we alles opstoken, dan weten we zeker dat de gemiddelde
temperatuur op aarde stijgt tot ver boven de anderhalve graad. Dat is een
simpel rekensommetje: we weten wat de fossiele reuzen links en rechts aan
voorraden op hun balansen hebben staan. En we weten ook wat we nog aan CO2-budget
hebben en wat de lucht in kan binnen onze klimaatambities. Om de aarde niet
meer dan twee graden te laten opwarmen kunnen we nog maar één vijfde van de
bekende mondiale gas- en olievoorraden daadwerkelijk opstoken. Om het
anderhalve graaddoel in beeld te houden zelfs nog minder. In dat licht bezien,
boeit deze vondst dus helemaal niet: het gros van het spul moeten we toch laten
zitten.
Ik kan de reacties op deze stelling al uittekenen. Want naast de realiteit
van klimaatverandering, bestaan er ook nog andere realiteiten. In 2015 liet
Greenpeace ECN bekijken of je in 2020 een kwart minder gas zou kunnen verstoken
in Nederland. Dat bleek alleen met een soort oorlogseconomie haalbaar. Als we na
2020 richting 2035 lineair naar nul gaan, stoken we minstens 240 miljard kuub
op. En dat zal menigeen als belachelijk ambitieus kwalificeren. Bovendien
bepleit Greenpeace een snelle kolenexit, wat een tijdelijke toename van stroom
uit gas betekent, tot we genoeg duurzame stroom beschikbaar hebben. Ook ben ik
bekend met het verschil tussen hoog- en laagcalorisch gas, wat de zaak extra
compliceert. En realiseer ik me terdege dat de vondst van Noordzeegas de druk
kan verminderen om het Gronings gas snel op te pompen.
Allemaal waar.
Maar net zo waar is dat de businesscases in de industrie voor
elektrificatie of de overstap op waterstof beter worden van schaars en duur
gas. Idem voor woningisolatie, warmtepompen en het winnen van aardwarmte. Dus
laten we niet juichen bij elke gasbel die we nu en in de toekomst vinden, dat
is alleen maar uitstel van executie. En daag jezelf eens uit tot dit
gedachtenexperiment: wat zou er nodig zijn om dat gas met een gerust hart in de
grond te kunnen laten zitten?
Joris Wijnhoven is
Campagneleider klimaat en energie bij Greenpeace. Op Twitter is hij actief
onder @JorisW_GP