Joris Wijnhoven: "Gewenste ontwikkelingen kunnen we niet aan de markt
overlaten"
Laten we wel wezen, dat is ook nodig. De reductie van de CO2-uitstoot wás al minimaal, stagneerde recent en zal volgens de planbureaus bij staand beleid richting 2030 zelfs omslaan in een toename. En het getouwtrek tussen overheid en industrie om zegge en schrijven 9 petajoule extra te besparen, zoals afgesproken in het Energieakkoord, getuigde ook niet echt van een grote bereidheid om serieuze stappen te zetten.
Toch veranderen er dingen. Dat zit hem niet zozeer in de gretigheid waarmee CEO's over elkaar heen buitelen om hun liefde aan het klimaatakkoord van Parijs te verklaren. Hoe hartroerend ook, die verklaringen gaan maar zelden gepaard met concrete beleidsvoorstellen, anders dan pleidooien voor een hogere CO2-prijs. Maar dan wel in Europees, of liever nog, mondiaal verband. Ik noem dat gratis politiek, want dat gaat nooit gebeuren. Alle politieke richtingaanwijzers staan de andere kant op: Merkel blokkeerde pas een bodemprijs voor CO2, medestander UK verlaat de EU en geharnaste tegenstanders als Polen en Hongarije voelen zich sterker dan ooit.
““Erken dat er een veel grotere rol voor overheidsingrijpen nodig is””
Veel belangrijker is dat genoemde rapporten serieuze
analyses bevatten van technieken die industrieën kunnen gaan inzetten om van
fossiele brandstoffen af te komen. Inclusief tijdspaden. Nogmaals: ik laat nu
onze voorkeur voor elektrificatie boven CO2-opslag, het risico van
lock-in bij het gebruik van restwarmte of de finesses van de groene
waterstofeconomie even zitten. Waar het om gaat is dat het debat verschuift van
wat de industrie niet wil, naar wat er kan en nodig is.
Dat leidt tot mooie taferelen. Ik kom op bijeenkomsten waar een zegsman van een
chemisch bedrijf oprecht kwaad wordt dat we kostbare biomassa gesubsidieerd
opstoken in een kolencentrale, terwijl hij zijn plantaardige alternatief voor
olie letterlijk in rook ziet opgaan. Of waar een vertegenwoordiger van een
metaalbedrijf ruiterlijk erkent dat de rekening van deze ingrijpende
technologische operatie niet eenzijdig bij de belasting betaler kan worden
neergelegd.
Terwijl de Haagse onderhandelaars zich naar verluidt vooral bezighouden met het
aan elkaar voorlezen van hun verkiezingsprogramma's, is het een mooi moment na
te denken over een nieuwe, maatschappelijke uitruil tussen industrie, overheid
en samenleving. Ik noem vast drie ingrediënten.
Eén. Nederland gaat groene industriepolitiek voeren. Dat betekent dat we
erkennen dat er een veel grotere rol voor overheidsingrijpen nodig is, dan de
neo-liberalen lang hebben bepleit. We erkennen dat er qua klimaat technisch
veel kan en ook zal gebeuren, maar te laat om aan de ambities van Parijs te
kunnen voldoen. De gewenste ontwikkelingen kunnen we niet aan de markt
overlaten, maar moeten we een handje helpen.
Twee. Bedrijven die voorop willen lopen bij echte technologische doorbraken,
krijgen steun van de overheid. Door malle regels te schrappen en soepele
vergunningen voor mooie technieken, maar ook in de vorm van financiële
ondersteuning voor gewenste, duurzame toepassingen die nog niet uit kunnen. Net
zoals de SDE+ helpt bij het overbruggen van de onrendabele top bij schone
energie, komt er een financieringsmechanisme voor doorbraaktechnieken in de
industrie. Uiteraard niet voor een LED-lamp, tochtstrip of buisisolatie, maar
wel voor verregaande elektrificatie of een overstap op waterstof. Uitgangspunt:
wat redelijk is om van een bedrijf te vragen, wordt verplicht. Wat nieuw en
baanbrekend is, wordt gesubsidieerd, ook in de exploitatie. In ruil daarvoor
garandeert de industrie grootschalige uitrol én kostendaling.
Drie. Deze groene industriepolitiek zal rechtvaardig gefinancierd worden. De
potten voor schone energie worden via de ODE-regeling vrijwel helemaal gevuld
door burgers en kleine bedrijven. De industrie profiteert vooral, want veel
schone energie drukt de stroomprijs. Mijn pleidooi voor een financieringsmechanisme,
gericht op industriële besparing, heeft echter alleen kans van slagen als de
industrie erkent dat zij zelf moet bijdragen, bijvoorbeeld via een CO2-taks.
Zo ontstaat er een herverdeling die per saldo uitpakt in het voordeel van de
initiatiefrijken en in het nadeel van bedrijven die de neiging hebben
achterover te leunen. Precies zoals we het hebben willen.
Joris Wijnhoven is
Campagneleider klimaat en energie bij Greenpeace. Op Twitter is hij actief
onder @JorisW_GP