Rob de Wijk: "Huidige olieprijsstijging is voor het land te laat en te weinig omvangrijk"
Wie wil weten wat de gevolgen van lage olieprijzen zijn, moet naar Venezuela gaan. Inmiddels is de economische situatie daar zo dramatisch geworden dat het Amerikaanse bedrijf Haliburton niet langer zeker is van de kredietwaardigheid van zijn Venezolaanse klanten en daarom zijn activiteiten in dat land afbouwt. Dit besluit volgde op dat van Schlumberger, ‘s werelds grootste bedrijf dat zich met de techniek van het ontginnen van olievelden bezighoudt. En deze bedrijven waren niet de enigen met drastische maatregelen.
Ellende
Zeker is dat de huidige olieprijsstijging voor Venezuela veel te laat komt en te weinig omvangrijk is. Het land verkeert op de rand van bankroet, als het dat technisch inmiddels al niet is. De economische ellende startte volgens het IMF in 2014 en lijkt zich dit jaar zelfs te verdiepen. Om het allemaal nog erger te maken werd Venezuela eerder dit jaar getroffen door ernstige droogte. Daardoor is de belangrijkste hydro-elektrische centrale van het land niet meer in staat om voldoende stroom te leveren.
Maar het zijn bovenal de sociale effecten die het meest schrijnend zijn. Toen de olieprijs nog hoog was startte voormalig president Chávez een ambitieus, socialistisch getint programma van armoedebestrijding. Dat was nodig omdat Venezuela in 2013 nummer 1 scoorde op de World Misery Index; de lijst van landen met een waardeloos leefklimaat.
““Zelfs het genereuze China begint zijn geloof in deze broederstaat zo langzaam aan te verliezen””
Daglicht
Het probleem was dat voor het verbeterprogramma een olieprijs van ruim boven de honderd dollar per vat nodig was. Deze programma's zijn inmiddels stopgezet, evenals de import van veel consumptiegoederen, omdat daarvoor de harde valuta ontbreken.
Om geld te sparen heeft de Venezolaanse regering afgelopen april de klok een half uur vooruit gezet zodat er meer van het daglicht kan worden geprofiteerd. Het IMF voorspelt dat de inflatie dit jaar op 720 procent uitkomt.
Critici van de huidige president Maduro zeggen dat hij de situatie aan zichzelf te wijten heeft. De claim van de president dat El Niño verantwoordelijk is voor de voedselschaarste is slechts gedeeltelijk waar. Het is de grote afhankelijkheid van de olie-export in combinatie met corruptie en politiek wanbeleid die het land de das om doet. De export van olie maakt volgens de Wereldbank bijna een kwart uit van het totale Bruto Binnenlands Product (BBP) en is daarmee het hoogste van alle Zuid-Amerikaanse olieproducerende staten.
Onnodig
Een studie van de Brookings Institution maakte duidelijk dat ‘hedging' tegen lage olieprijzen wel degelijk mogelijk is. Sommige landen hebben van de oliegelden sovereign wealth funds ingesteld waarmee binnenlandse investeringen kunnen worden gedaan of klappen kunnen worden opgevangen. Venezuela stichtte zo'n fonds tegen het einde van de vorige eeuw ook, maar uiteindelijk vond de regering Chávez het onnodig om dat fonds daadwerkelijk te vullen.
Geld werd over de balk gegooid aan corruptie, stijgende overheidsuitgaven en binnenlandse consumptie. Van alle olie-exporterende Zuid-Amerikaanse staten heeft Venezuela de inkomsten het meest verkwanseld en is daarom niet meer in staat om voldoende geld te lenen. Zelfs het genereuze China dat met leningen en investeringen politieke invloed koopt, begint zijn geloof in deze broederstaat zo langzaam aan te verliezen.
Protesten
Het is niet zo vreemd dat vanaf 2014 voortdurend massaal tegen de schaarste van primaire levensbehoeften en corruptie wordt geprotesteerd. Die protesten verliepen over het algemeen vreedzaam, hoewel militante ‘collectivos' zich gewelddadig tegen de oppositie opstellen en de regering zich volgens Human Right Watch steeds meer misdraagt.
Geheel in lijn met wat van potentaten verwacht mag worden die hun ‘revolutionaire erfenis' bedreigd zien, schuift Maduro de schuld niet alleen in de schoenen van El Niño, maar ook in die van de ‘fascistische oppositie' in eigen land en in die van de Verenigde Staten dat het voortouw neemt in ‘kapitalistische speculatie' en ‘economische oorlogvoering' waardoor inflatie en schaarste uit de hand lopen.
Venezuela geeft goed aan wat de gevolgen zijn van te grote afhankelijkheid van olie-inkomsten en politiek wanbeleid: een eerste plaats op de Word Misery Index en de onmogelijkheid de situatie de verbeteren als olieprijzen dalen.
Rob de Wijk is directeur van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en professor Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. In zijn column gaat hij in op de energievoorziening in het licht van de internationale verhoudingen.