Dinsdag 1 november publiceerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de nieuwste Klimaat- en Energieverkenning (KEV). In dit rapport bekijkt PBL of Nederland op schema ligt om de klimaat- en energiedoelen van 2030 te behalen. Kort samengevat is de conclusie dat dit niet het geval is. Niet alleen is betere uitwerking en snellere implementatie van bestaande plannen nodig, ook aanvullend beleid is essentieel om de doelen van 2030 te kunnen behalen.
Veel is al gezegd en geschreven over dit rapport en het klimaatbeleid van de overheid, dus dat ga ik in deze column niet herhalen. Wel wil ik graag inzoomen op een specifiek onderdeel, namelijk de doelen voor energiebesparing. Daar waar Nederland nog enigszins in de buurt kan komen bij het doel voor broeikasgasemissiereductie (als werkelijk alles mee zit) en zelfs op schema ligt om het huidige hernieuwbare-energiedoel te halen (dat waarschijnlijk wel wordt aangescherpt), is dat niet het geval voor de doelen rondom energiebesparing. Dat is zorgwekkend, zeker omdat de Europese Unie aan het onderhandelen is om de energiebesparingsdoelen fors aan te scherpen. Als het huidige voorstel van de Europese Unie wordt aangenomen (maar dat is nog de vraag), dan moet Nederland de komende zeven jaar nog eens bijna 40% meer energie besparen bovenop een doel dat nu al onhaalbaar lijkt.
“De omschakeling van fossiele naar hernieuwbare energie is geen garantie voor een verminderde afhankelijkheid”
U vraagt zich misschien af: waarom willen de Europese Unie en de Nederlandse overheid eigenlijk energie besparen? Omdat energiebesparing geld oplevert, het ons minder afhankelijk maakt van andere landen en het goed is voor het milieu en het klimaat. Deze punten licht ik hieronder verder toe.
Een lager energieverbruik leidt tot lagere kosten. Voor burgers is dat prettig omdat de kans daarmee kleiner wordt dat ze hun energierekening niet kunnen betalen en in de problemen komen. Voor bedrijven geldt dat ook, maar daar komt nog bij dat lagere productiekosten door lagere energiekosten nodig zijn om competitief te blijven met andere landen. Aangezien de verwachting is dat de energieprijzen in Nederland (en Europa) de komende jaren hoger blijven dan we gewend waren en ook significant hoger zullen zijn dan in bijvoorbeeld Amerika, vormen energiezuinige processen een voorwaarde om de productie van bepaalde goederen in Nederland te kunnen behouden.
De tekst loopt hieronder door.
Een ander belangrijk voordeel van energiebesparing is dat zij onze afhankelijkheid van andere landen voor onze energievoorziening direct verkleint. De afgelopen jaren is deze afhankelijkheid sterk gestegen: in 2013 haalde Nederland netto maar 8% van het totale primaire energieverbruik uit het buitenland; in 2021 was dit al 61%. De afgelopen tijd is duidelijk geworden welke risico’s dit met zich meebrengt. De toegenomen afhankelijkheid komt voornamelijk door verminderde aardgasproductie die niet voldoende wordt gecompenseerd door de toename van de productie van hernieuwbare energie en/of een vermindering van de vraag naar energie. Alhoewel de toename van de productie van hernieuwbare energie binnen de eigen landsgrenzen ervoor zorgt dat Nederland minder energie hoeft te importeren, is niet automatisch gezegd dat daarmee ook onze afhankelijkheid van andere landen (in dezelfde mate) afneemt. Om hernieuwbare energie op te kunnen wekken en op het juiste moment te kunnen gebruiken, zijn namelijk veel zonnepanelen, windturbines en accu’s nodig en veel van deze apparatuur produceren wij niet zelf. Onze afhankelijkheid verschuift dus van landen die ons fossiele energie kunnen leveren naar landen die ons de apparatuur (of de daarvoor benodigde grondstoffen) kunnen leveren om hernieuwbare energie op te kunnen wekken en te gebruiken. De omschakeling van fossiele naar hernieuwbare energie is dus geen garantie voor een verminderde afhankelijkheid. Elke hoeveelheid bespaarde energie wél.
“Om onze energievraag fors naar beneden te brengen, zijn veel grotere maatregelen nodig”
Ten slotte draagt een lagere energievraag bij aan een schoner milieu en het tegengaan van klimaatverandering. Want hoe minder fossiele energie we gebruiken en hoe minder zonnepanelen, windturbines en accu’s we nodig hebben, des te kleiner is onze uitstoot van schadelijke stoffen en gebruik van schaarse ruimte en grondstoffen.
Kortom, wat Nederland zou moeten doen is BESPAREN, BESPAREN, BESPAREN!
De overheid wijst ons er sinds kort gelukkig op dat we zelf iets kunnen doen om ons energieverbruik omlaag te brengen. Zo kunnen we de thermostaat een graadje lager zetten, lege ruimten niet meer verwarmen en korter douchen. Maar deze maatregelen alleen zetten niet genoeg zoden aan de dijk. Om onze energievraag fors naar beneden te brengen, zijn veel grotere maatregelen nodig. Op de langere termijn gaan beter geïsoleerde woningen en kantoren bijdragen aan een significant lagere vraag naar energie. Hetzelfde geldt voor de overstap naar elektrisch vervoer. Elektrische voertuigen verbruiken namelijk veel minder energie dan voertuigen met een brandstofmotor. Het probleem is alleen dat deze ontwikkelingen tijd kosten en die tijd hebben we niet. De Europese Unie heeft namelijk ook een zogenaamd cumulatief energiebesparingsdoel opgelegd voor de periode 2021 tot 2030. Cumulatief houdt in dat de besparingen over de jaren heen bij elkaar worden opgeteld. Dit betekent dat hoe eerder de besparing plaatsvindt, des te meer impact deze heeft op het resultaat.
“Als de voorgestelde nieuwe besparingsdoelen van de Europese Commissie echt worden doorgevoerd, zal Nederland flink aan de bak moeten”
Wat kunnen we behalve korter douchen en de thermostaat een graadje lager zetten op dit moment nog meer doen om ons energieverbruik verder naar beneden te brengen? Zelf denk ik bijvoorbeeld aan een direct verbod op terrasverwarming. Ondernemers die het verwarmen van de buitenlucht überhaupt nog kunnen betalen, kunnen beter investeren in verwarmde kussens en (elektrische) dekens. Daarnaast stel ik voor om niet maar één keer per jaar een ‘nacht van de nacht’ te organiseren, maar om dat de nieuwe standaard te maken. Dat betekent: reclameverlichting en lichten van gebouwen ’s nachts doven. Dit is ook nog eens beter voor mens en dier omdat het lichtvervuiling tegengaat. Ook het verplicht sluiten van winkeldeuren zou wat mij betreft een no-brainer zijn, zowel in de winter om de kou buiten te houden als in de zomer om de warmte buiten te houden. Zonder hier onderzoek naar te hebben gedaan, verwacht ik dat veel mensen vrij snel aan dergelijke maatregelen kunnen wennen.
Maar waar ligt de grens? Eigenlijk zou er een maatschappelijk debat moeten plaatsvinden over de vraag waar we de beperkte beschikbare hoeveelheid energie als samenleving voor willen inzetten. Zeker nu we in een energiecrisis zitten. Energie is namelijk een basisbehoefte, maar zij wordt ook gebruikt voor heel veel dingen die helemaal geen basisbehoefte zijn. Denk hierbij aan energieverbruik voor plezier, vermaak en gemak. Deze zaken kunnen echter wel werkgelegenheid, geld en geluk opleveren. En daar wringt de schoen. Want als de voorgestelde nieuwe besparingsdoelen van de Europese Commissie echt worden doorgevoerd, zal Nederland flink aan de bak moeten. Dat betekent dat technologische verbeteringen of de thermostaat een graadje lager zetten niet voldoende zullen zijn. We zullen keuzes moeten maken en ons gedrag structureel en veel radicaler moeten aanpassen. Daar zou de overheid ons alvast op moeten voorbereiden. Sterker nog, zij zou wat mij betreft nu al veel meer moeten inzetten op BESPAREN, BESPAREN, BESPAREN.