Sinds de presentatie, een jaar geleden, is de aandacht voor Draghi’s rapport over het EU-concurrentievermogen overvloedig. Zo organiseerde Renew, de fractie van liberalen in het Europees Parlement, er vorige maand de bijeenkomst 1 Year of the Draghi Report – Are We Moving Fast Enough? Tijdens het event werd ook een observatorium gelanceerd, dat de uitvoering van de bijna 400 maatregelen in het rapport gaat monitoren.
Volgens de makers ervan is tot nu toe 11,2% uitgevoerd. Dat cijfer haalde de internationale pers. Hoewel hoofd- en bijzaken op één hoop zijn gegooid, en tienden van procenten een nauwkeurigheid suggereren die er absoluut niet is, werd één ding wel duidelijk: ‘energie’ is voorlopig een van de grootste achterblijvers. Maar er bleek meer, die middag in Brussel.
Spreker na spreker hamerde op urgentie. De EU moet snel in actie komen – geen tijd te verliezen. Ook leek er op hoofdlijnen consensus over wát er moet gebeuren. Opvallend was vooral wat niet ter sprake kwam: waarom doet de EU dat tot nu toe onvoldoende, of zelfs niet? Die dynamiek zie je veel, ook in Europa. Hoe fundamenteler het probleem, hoe minder aandacht er voor is.
Zo is de EU helemaal niet één markt waarbinnen goederen en diensten vrij kunnen gaan en staan. Volgens het Internationaal Monetair Fonds staan obstakels op die markt in de praktijk gelijk aan een handelstarief van zo’n 44% voor goederen en meer dan 100% voor diensten. Dáárover zou je dus een felle discussie verwachten – meer dan over de 15% die de VS aan de EU heeft opgelegd. Niet dus.
“Eén Europese energiemarkt bestaat niet, maar is essentieel om de energiekosten – die hier fors hoger zijn dan in de VS en Azië – omlaag te krijgen”
Ook is van een energie-unie, waarvoor in 2015 een strategie werd opgesteld, nog geen sprake. Eén Europese energiemarkt bestaat niet, maar is essentieel om de energiekosten – die hier fors hoger zijn dan in de VS en Azië – omlaag te krijgen. En dat is weer een essentiële stap voor verbetering van de concurrentiepositie van de EU. Niet voor niets is ‘energie’ een van Draghi’s hoofdthema’s.
Voor zo’n energie-unie moeten lidstaten onder meer hun elektriciteitsnetten meer met elkaar verbinden. De EU heeft een interconnectie-doel van 15% in 2030. Iedere lidstaat moet dan 15% van z’n eigen elektriciteitsproductiecapaciteit kunnen importeren. Prachtig. Maar Zweden (EU-lid) en Noorwegen (geen EU-lid) gaven afgelopen jaar een mooi inkijkje in de dagdagelijkse praktijk.
Zo uitte de Zweedse energieminister Ebba Busch in december opvallend felle kritiek op buurland Duitsland. De weigering van dat land om zijn biedzone voor elektriciteit te splitsen, in combinatie met de sluiting van de laatste kerncentrales, zorgt dankzij de interconnectie tussen beide landen voor hogere prijzen in het zuiden van Zweden, aldus de Zweedse regering.
Zonder ingrijpende hervormingen in Duitsland weigert Zweden dan ook goedkeuring voor een nieuwe 700 MW interconnector. In Noorwegen gaan om dezelfde reden – de angst voor hogere elektriciteitsprijzen ten gevolge van interconnectie met landen met hogere prijzen dan in Noorwegen – stemmen op om de Skagerrak 1 en 2-kabels (500 MW) niet te vervangen wanneer hun technische levensduur in 2026 en 2027 eindigt.
Niet alleen was de vorige Noorse regering gevallen over de invoering van drie EU-energierichtlijnen, ook bij de landelijke verkiezingen vorige maand was energie een hot topic. In hoeverre zijn de Noren en Zweden als gevolg van interconnectie met de rest van Europa bereid méér voor hun overvloedig beschikbare schone, relatief goedkope elektriciteit te betalen?
Dat het verzet nadrukkelijk ook vóór de schermen wordt gevoerd, is behalve verfrissend ook hard nodig. Dat brengt immers een mogelijke oplossing sneller dichterbij. In ieder geval is het veel beter dan net doen alsof er géén fundamentele verschillen van mening zijn, zoals bij de noodzakelijke hervormingen van de Europese staatssteunregels.
“Het draait uiteindelijk om één vraag: zijn lidstaten bereid het gezamenlijke belang boven het nationale te stellen?”
Onlangs schetste staatssteunexpert Melvin Könings bij Studio Energie hoe lidstaten elkaar soms het licht in de ogen niet gunnen als het over steun voor de industrie van de ander gaat. En dus kun je eindeloos discussiëren over hoe Europese innovatie en vergroening gestimuleerd moeten worden, maar draait het uiteindelijk om één vraag: zijn lidstaten bereid het gezamenlijke belang boven het nationale te stellen?
Inmiddels lijkt Brussel de Europese staalsector van de ondergang te willen redden door het verlagen van importquota’s en het verhogen van tarieven op goedkoop importstaal. Maar dat betekent dat de staalprijs in Europa zal stijgen. Zoals de Financial Times deze week berichtte, waarschuwen ‘sommige EU-landen’ inmiddels voor dat prijsopdrijvend effect. Wanneer gaat dat ‘waarschuwen’ over in ‘blokkeren’?
Vergeet ook niet dat EU-motoren Frankrijk en Duitsland, maar ook Groot-Brittannië, financieel in een lastig parket zitten. Ook staan regeringen onder grote politieke druk van partijen die zeggen voor ieder probleem een uiterst simpele oplossing te hebben. Eén jaar na de grote verkiezingsoverwinning van Labour staat de populistische partij van Nigel Farage nu met 34% een straatlengte voor in de peilingen.
Vier maanden na het aantreden van de Duitse regering kan het beleid van bondskanselier Merz nog maar op steun van 22% van de kiezers rekenen. In de pers wordt al gesproken van een ‘regering in crisis’. Daarvan is in Frankrijk al een hele tijd sprake. En zo balanceren steeds meer regeringen op de dunne lijn tussen verdere Europese integratie en groeiende populistische afkeer daarvan in eigen land.
Essentieel voor de vooruitgang in Europa is dat al die bezwaren en weerstanden op tafel komen. Open en eerlijk. Stop met makkelijke oneliners over hoe belangrijk de EU is, en hoe essentieel de Europese industrie, over energieprijzen die omlaag moeten en over dat het Draghi-rapport zo’n goed rapport is, als je vervolgens niet aangeeft waar bij jou de pijn zit in de implementatie van noodzakelijke maatregelen.
Trek die warme deken van mooie woorden van de discussie af. Goede rapporten met uiterst verstandige maatregelen zijn er genoeg. We weten wat er moet gebeuren. Alleen als EU-lidstaten ook bereid zijn om de dieperliggende oorzaken onder ogen te zien en openlijk gaan bespreken waarom diezelfde uiterst verstandige maatregelen níet worden genomen, kan Europa echt vooruit.