Nederland heeft een minister voor Klimaat en Groene Groei, Sofie Hermans. Haar voorganger, Rob Jetten, was minister voor Klimaat en Energie. Dat Jetten überhaupt een opvolger kreeg, ook al was het met een gewijzigde opdracht, zal menigeen hebben verbaasd, want de rechtse coalitie bestond bij haar aantreden uit partijen die niet zoveel hebben met klimaat en groen. Van de twee inmiddels overgebleven partijen ontkent de BBB dat er een milieu- en klimaatcrisis is of bagatelliseert de problemen; de VVD kiest als het erop aan komt primair voor de economische belangen van het bedrijfsleven, ook als dat ten koste gaat van duurzaamheid.
Het is de moderne variant van de spagaat waarin we ons bevinden sinds het begin van de industriële revolutie in Engeland, halverwege de 18de eeuw. Het kapitalistische systeem dat de industriële revolutie mogelijk maakte, vereiste structurele economische groei. In materieel opzicht is dit een verbijsterend succesverhaal. Het wereldwijde bruto nationaal product is sinds 1700, gecorrigeerd voor inflatie, met ongeveer een factor 200 vermenigvuldigd, terwijl het gemiddelde inkomen per capita van de enorm gegroeide wereldbevolking tussen de 10 en 15 keer hoger ligt dan destijds. De achterliggende cijfers zijn duizelingwekkend. In 2024 lag het mondiale BNP op ca. 105 biljoen huidige dollars. De gemiddelde wereldburger verdient tegenwoordig rond de 15.000 dollar per jaar.
Helaas verhult deze adembenemende welvaartsgroei dat de geschiedenis van het kapitalisme ook onlosmakelijk verbonden is met uitbuiting, onderdrukking, machtsmisbruik, extreme ongelijkheid, oplichterspraktijken, winstmaximalisatie ten koste van maatschappelijke noden, enzovoort. Dat desondanks vooral in West-Europa de leefomstandigheden van de meeste mensen enorm zijn verbeterd, is te danken aan het historisch compromis tussen socialisme en kapitalisme. Sociaaldemocraten, progressieve liberalen en christendemocraten werkten vooral na de Tweede Wereldoorlog samen om de welvaart beter te verdelen. We hebben er de verzorgingsstaat aan te danken, die ondanks alle versobering en neoliberale tegenwind in de afgelopen decennia nog overeind staat.
“Geen enkele partij die meedoet aan de komende Tweede Kamerverkiezingenbepleit de afschaffing van de vrijemarkteconomie; geen enkele partij wil het rauwe laissez faire-kapitalisme terug dat voordelig was voor enkelen en rampzalig voor de meesten”
Is het ook mogelijk om een vergelijkbaar compromis te sluiten tussen verduurzaming en kapitalisme, lees groen en groei? De overheersende opinie is dat dit niet alleen mogelijk is maar ook onvermijdelijk. Economen wijzen ons erop dat we geen keus hebben. We moeten blijven groeien, niet alleen om onze welvaart en verzorgingsstaat te behouden, maar ook om de verduurzaming van de economie en andere publieke belangen te financieren. Industriële ondernemingen kunnen alleen hun productie vergroenen als ze zich tegelijkertijd staande kunnen houden in de markten waarvan ze afhankelijk zijn. Dat zullen ze niet doen zonder dat de staat intervenieert in de economie via beleid, regelgeving en financiële stimulansen. Hierover bestaat brede consensus in de politiek. Geen enkele partij die meedoet aan de komende Tweede Kamerverkiezingen, zelfs de Socialistische Partij niet, bepleit de afschaffing van de vrijemarkteconomie; geen enkele partij, inclusief de rechtervleugel van de VVD, wil het rauwe laissez faire-kapitalisme terug dat voordelig was voor enkelen en rampzalig voor de meesten.
Een minderheid op de linkerflank van de politiek, waarvan de Partij voor de Dieren het meest uitgesproken is, vindt dat eenzijdige aandacht voor de groei van het bruto nationaal product ten koste gaat van brede publieke belangen, in het bijzonder natuur, milieu en klimaat. Zij baseert zich liever op de Monitor Brede Welvaart, waarin ook ‘zachte’ niet altijd eenvoudig meetbare factoren zoals geluk, gezondheid, cultuur en een schone leefomgeving worden meegerekend. Daarmee toont de partij zich verwant aan de degrowth-beweging, die nog een stap verder gaat. Blijvende economische groei is, aldus de aanhangers, op den duur onverenigbaar met het welzijn van alles wat leeft op onze planeet. Doorgaan op de huidige weg leidt onherroepelijk tot rampspoed. We raken, als we zo doorgaan, in rap tempo door onze grondstoffen heen; een toenemend aantal dier- en plantensoorten wordt met uitsterven bedreigd; door het massaal opstoken van fossiele brandstoffen, nodig voor het realiseren van economische groei, zal de klimaatcrisis dusdanig verergeren dat er binnenkort geen weg terug meer is; gemeenschappen zullen toenemend met grootschalige milieurampen te maken krijgen, enzovoort. Wie de oplossing van dit vraagstuk zoekt in economische groei en innovaties, is naïef, zo denkt deze stroming. Het is een destructief haasje over. Elke technologische verbetering leidt onvermijdelijk tot nog meer overbodige, ongezonde consumptie, (dus) tot meer verspilling en schaarste van grondstoffen, energie, water en voedsel. Bedrijven zijn genoodzaakt aan deze ‘ratrace’ mee te doen, omdat ze anders hun voortbestaan op het spel zetten. Wat, aldus de ‘ontgroeiers’, hebben we goedbeschouwd aan al die nieuwe rijkdom en technologie? Waren onze grootouders slechter af, omdat ze géén smartphone hadden, niets online konden bestellen of in plaats van all-inclusive naar een zonovergoten strand te vliegen hun tent opzetten op de Veluwe?
“Het is ironisch te noemen dat de beperkte uitstootvermindering die wel is gerealiseerd, te danken is aan de daling van de industriële productie als gevolg van fabriekssluitingen en verplaatsing van activiteiten”
We kunnen deze visie gemakkelijk afdoen als een vorm van dystopisch denken, die in een lange traditie van onheilsprofetieën past en geen rekening houdt met de inventiviteit van de mensheid en de harde economische wetten waarvan onze welvaart afhankelijk is. En toch… de kritiek op onze consumptiemaatschappij snijdt wel degelijk hout. De problemen zijn immers reëel en lijken met het jaar moeilijker oplosbaar. Recente ontwikkelingen hebben de twijfel hierover aangewakkerd. De vooruitzichten voor een effectief energie-, klimaat- en milieubeleid zijn er, om het voorzichtig te zeggen, niet beter op geworden sinds onder andere het aantreden van klimaatontkenner Trump, de terugtrekkende beweging van de olie- en gasconcerns, die eerder met veel publiciteit aangekondigde investeringen in duurzame energie pauzeren of geheel afblazen onder druk van op snel geld beluste aandeelhouders en de toegenomen geopolitieke spanningen. Hoe zit het in Nederland? De middenpartijen die naar verwachting een doorslaggevende rol zullen spelen in de komende formatie, GroenLinks/PvdA, D66, CDA en VVD, menen afgaande op hun verkiezingsprogramma’s dat een compromis tussen groen en groei mogelijk is, maar verschillen van mening over wat prioriteit moet hebben. De VVD kiest, niet verrassend, primair voor economische groei en wil ingrijpen als het streven naar een schone economie het concurrentievermogen van bedrijven ondermijnt. Dit wil de partij door wet- en regelgeving te versoepelen en op dit vlak vooral niet uit de pas te lopen met andere EU-lidstaten. Groenlinks/PvdA draait het, evenmin opzienbarend, om. Een duurzame, schone economie staat op één. Bedrijven die op dit vlak vooruit willen, kunnen rekenen op overheidssteun. Zij die dat niet kunnen of willen, krijgen juist te maken met strengere regels, heffingen en boetes. CDA (naar rechts leunend) en D66 (naar links) positioneren zich zoals altijd tussen beide uitersten.
Wie het ook voor het zeggen krijgt, voor Nederland komt het moment waarop echte keuzes moeten worden gemaakt snel dichterbij, als het al niet is gepasseerd. De nationale klimaatdoelen voor 2030, die in de Klimaatwet zijn vastgelegd, raken volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) steeds verder uit zicht. Maatregelen zoals de extra CO2-heffing voor industriële bedrijven zijn geschrapt. De maatwerkafspraken met de industrie over vergroening van de productie komen er, enkele uitzondering daargelaten, niet. Minister Hermans heeft in feite toegegeven dat de wettelijk vastgelegde CO2-uitstootreductie, 55 procent ten opzichte van 1990 in 2030, zonder harde ingrepen niet haalbaar is. Het demissionaire kabinet komt niet verder dan het ‘wegnemen van knelpunten’ en, kenmerkend voor dit vleugellamme gezelschap, het vooruitschuiven van beleid.
In dit licht is het ironisch te noemen dat de beperkte uitstootvermindering die wel is gerealiseerd, volgens het PBL te danken is aan de daling van de industriële productie als gevolg van fabriekssluitingen en verplaatsing van activiteiten, met name naar landen buiten Europa met minder strenge milieuregels. Een treffender illustratie van hoe groen en groei elkaar momenteel in de weg zitten, is moeilijk te verzinnen.
“De verduurzaming van de energievoorziening gaat wereldwijd veel sneller dan nog niet zo lang geleden voor mogelijk werd gehouden. Vooral de ontwikkelingen in China zijn interessant”
Het volgende kabinet staat, los van de politieke kleur, al met al voor een uiterst complexe opgave. In de praktijk zal het proberen te schipperen tussen de economische en ecologische belangen van land en bevolking. Of het zal lukken beide met elkaar te verzoenen, blijft de vraag. Afscheid nemen van de groeidoelstelling leidt onherroepelijk tot ondergraving van de verzorgingsstaat. Onvoldoende aandacht voor verduurzaming en milieubescherming om vervuilende bedrijven en de bijbehorende belastinginkomsten en werkgelegenheid binnen de landsgrenzen te houden, zal onvermijdelijk ten koste gaan van de kwaliteit van bodem, lucht en water. Miljarden belastinggeld besteden aan subsidies voor diezelfde bedrijven, om ze in staat te stellen concurrerend te blijven en/of hun aandeelhouders te plezieren, is evenmin een aanlokkelijk perspectief. De kans dat ze uiteindelijk toch hun heil elders zoeken, is allesbehalve denkbeeldig.
Pappen en nathouden dus maar? Niet noodzakelijk. Daarbij kan ook een klein land als Nederland niet hét maar wel een verschil maken. Door om te beginnen (veel) meer werk te maken van energiebesparing. Door industriële en agrarische bedrijven die structureel milieuregels overtreden daar niet langer mee weg te laten komen. Door te accepteren dat vervuilende industriële activiteiten hier geen toekomst meer hebben en geen goed geld naar kwaad geld te gooien. Door bedrijven en burgers die willen vergroenen te helpen, zowel met subsidies als aangepaste regelgeving en modernisering van de infrastructuur. En door veel meer te investeren in de ontwikkeling van innovatieve groene technologie.
Vooral dat laatste is cruciaal, want hoe essentieel wet- en regelgeving ook is (denk aan het Europese emissiehandelssysteem, strenge uitstootregels voor auto’s, verplichte energielabels, enzovoort), het nieuwe compromis met het kapitalisme kan uiteindelijk alleen maar slagen als het over de hele linie goedkoper is om groene alternatieven toe te passen en (eind)producten op grote schaal te recycleren in plaats van fossiele brand- en grondstoffen te verbruiken. Zover zijn we nog lang niet, maar we hoeven desondanks niet al te pessimistisch te zijn. De verduurzaming van de energievoorziening gaat wereldwijd veel sneller dan nog niet zo lang geleden voor mogelijk werd gehouden. Vooral de ontwikkelingen in China zijn interessant. Dat land bouwt niet alleen kolencentrales om aan zijn groeiende energiebehoefte te kunnen voldoen, maar investeert daarnaast volop in duurzame alternatieven en innovaties.
Het zou niet de eerste keer zijn dat politici en beleidsmakers nog debatteren over te nemen maatregelen, terwijl onderzoekers en ingenieurs op hetzelfde moment ergens ter wereld technologie ontwikkelen die de wereld op haar kop zal zetten. Wie weet, gebeurt dat (ook) in Nederland. De industriële revolutie begon ooit immers ook met een revolutionaire uitvinding: de stoommachine.