Zoeken

Laat de rijken de warmtenetten betalen

Auteur

Sible Schöne

De voorstellen van het kabinet en de Warmte Alliantie om de aanleg van warmtenetten vlot te trekken, gaan volgens Sible Schöne voorbij aan twee cruciale problemen: “Het ontbreken van voldoende competente warmtebedrijven en onduidelijkheid over het besluitvormingsproces. Een zorgvuldig besluitvormingsproces betekent dat woningeigenaren echt serieus worden genomen. Ook bij de selectie van aardgasvrije buurten in de gemeentelijke warmtevisies. Draagvlak dient daarbij leidend te zijn.”

Het kabinet heeft nieuw beleid aangekondigd om de knelpunten rond warmtenetten de komende jaren op te lossen. De belangrijkste maatregel is een tarieflimiet, die de leveringstarieven voor kleinverbruikers begrenst op een nog vast te stellen maximum. Dat komt in de praktijk neer op de herintroductie van het ‘Niet Meer Dan Anders’ beginsel, oftewel ‘Niet Meer Dan Aardgas’. Het kabinet wil daarnaast een waarborgfonds voor gemeenten, zodat zij makkelijker geld kunnen lenen. En de subsidieregeling voor aardgasvrije huurwoningen wordt aangepast, zodat woningcorporaties hun huurders die overstappen kunnen garanderen dat zij niet meer betalen dan zij in een gassituatie zouden hebben betaald. Aanvullend daarop pleit de Warmte Alliantie, een brede coalitie van partijen, ervoor om de bestaande subsidieregeling voor individuele woningen aan te passen. Voor gebouwgebonden aanpassingen zou dan een aanvraag mogelijk worden voor een wijk of buurt op basis van een concreet warmteproject.

Belangrijk voor de haalbaarheid van warmtenetten is ook dat de netwerkbedrijven van plan zijn de netwerktarieven aan te passen. De verwachting is dat het huidige netwerktarief in 2030 zal zijn opgelopen tot bijna 640 euro per jaar (waarvan 80 euro voor aansluitkosten en meettarief). Het voorstel is om over te stappen naar een tijdgebonden kWh-tarief dat afhangt van het aantal afgenomen kWh in de tijd. Bij dit nieuwe tarief zal een gemiddeld huishouden dat is aangesloten op een warmtenet in plaats van een warmtepomp naar verwachting ongeveer 365 euro per jaar kwijt zijn, terwijl het vastrecht voor een eigenaar van een warmtepomp meer dan 800 euro wordt. Dat tikt aan.

Dit pakket aan verstandige maatregelen is waarschijnlijk voldoende om te komen tot een enigszins aantrekkelijk aanbod voor bewoners en een haalbare business case voor een warmtebedrijf. Maar dat wil nog allerminst zeggen dat de stagnatie in de ontwikkeling van warmtenetten wordt doorbroken, zoals de Warmte Alliantie claimt. Daarvoor zijn twee aanvullende ontwikkelingen nodig.

“Het begint inmiddels bij gemeenten langzaam door te dringen dat je niet zomaar een functionerend warmtebedrijf op kunt zetten”

Het eerste probleem is dat er nauwelijks warmtebedrijven zijn, die een wat groter warmtenet aan kunnen leggen. Door de nieuwe Warmtewet zijn drie van de vier grote warmtebedrijven buitenspel gezet, omdat overheden een meerderheidsbelang moeten hebben in een dergelijk warmtebedrijf. Het gevolg is dat vrijwel geen enkele gemeente op dit moment beschikt over een warmtebedrijf. Het begint inmiddels bij gemeenten langzaam door te dringen dat je niet zomaar een functionerend warmtebedrijf op kunt zetten. Gelukkig heeft Frans Rooijers als verkenner in opdracht van het ministerie van Klimaat en Groene Groei dit probleem wel benoemd en voorgesteld deze bedrijven over te nemen en om te vormen tot regionale publieke warmtebedrijven. Laten we hopen dat er snel wat met dit advies wordt gedaan.

Het tweede probleem dat wordt genegeerd is het besluitvormingsproces. We zien in de praktijk van de afgelopen jaren alleen succesvolle warmteprojecten in wijken, buurten en dorpen, waar sprake is van veel bezit van woningcorporaties of van een heel actieve groep bewoners. Het succes bij woningcorporaties is met name het gevolg van een helder besluitvormingsproces en een uitvoeringsorganisatie. Als tenminste 70% van de huurders akkoord gaat, gaat de aanleg van een warmtenet door. Succesvolle projecten van bewonersgroepen zijn met name het gevolg van het feit dat zij erin zijn geslaagd een ruime meerderheid van de bewoners een voorcontract of intentieverklaring te laten tekenen dat zij bereid zijn zich aan te sluiten op een warmtenet. Dit is een cruciale voorwaarde om de financiering rond te krijgen. Deze voorcontracten zijn het resultaat van een intensief proces waarin met veel contactmomenten is gebouwd aan vertrouwen.

“Het is belangrijk dat de gemeente goed aangeeft hoe ze de besluitvorming wil organiseren”

Deze ervaringen laten zien dat voor een succesvolle aanpak de discussie niet zozeer moet gaan over de vraag welke techniek het beste is en hoe je komt tot een aantrekkelijk aanbod, maar over de vraag hoe je woningeigenaren en huurders meekrijgt. Een aantrekkelijk aanbod is daarbij uiteraard een voorwaarde, maar dit is niet voldoende. Er is ook duidelijkheid nodig over een zorgvuldig besluitvormingsproces, waarin woningeigenaren en huurders serieus worden genomen.

De nieuwe Wet Gemeentelijke Instrumenten warmtetransitie (WGIW) biedt gemeenten de aanwijsbevoegdheid om onder een pakket strenge voorwaarden de gaslevering in een wijk of buurt te beëindigen als er een goed alternatief is gerealiseerd. De ervaring in het Programma Aardgasvrije Wijken heeft geleerd dat een dergelijke bevoegdheid een noodzakelijk sluitstuk is van een zorgvuldig besluitvormingsproces.

Het is belangrijk dat de gemeente goed aangeeft hoe ze de besluitvorming wil organiseren en onder welke voorwaarden ze eventueel gebruik wil maken van een dergelijke afsluitbevoegdheid.

“Laat de rijken de crisis betalen, om het eens in SP-termen te zeggen”

Een logische voorwaarde is dat aantoonbaar met alle bewoners is gesproken. Dat moet toch gebeuren als je een warmtenet aan wilt leggen. Een tweede logische voorwaarde is dat een ruimte meerderheid van bewoners – bijvoorbeeld 70% - akkoord moet zijn met de gekozen oplossing. Een dergelijke voorwaarde is niet alleen belangrijk uit democratisch oogpunt, maar ook noodzakelijk voor de rentabiliteit van een warmtenet.

De noodzaak van een zorgvuldig besluitvormingsproces heeft ook gevolgen voor de selectie van wijken of buurten, waar een gemeente een warmtenet aan wil leggen. Op dit moment kiezen grotere gemeenten er in hun Warmtevisie over het algemeen voor om een warmtenet aan te leggen in wijken met woningen uit de jaren zestig en zeventig. Deze liggen vaak wat verder van het centrum en de inkomens van bewoners zijn over het algemeen lager. Door de zogeheten gentrificatie, waardoor mensen met geld naar de rijkere wijken trekken, neemt dit proces alleen maar toe. De ervaring in bijvoorbeeld de Utrechtse wijk Overvecht en de Nijmeegse wijk Dukenburg leert dat het buitengewoon lastig is een ruime meerderheid van de woningeigenaren enthousiast te maken voor een warmtenet. Mensen hebben er het geld niet voor en ze hebben andere problemen aan het hoofd. Ze hebben bovendien geen zin om als proefkonijn van de warmtetransitie te moeten fungeren. Laat de rijken de crisis betalen, om het eens in SP-termen te zeggen.

Als een gemeente begrijpt dat medewerking van woningeigenaren belangrijk is voor de aanleg van een warmtenet, is het logisch dat dit ook in de nieuwe Warmtevisie een belangrijk aandachtspunt wordt bij de selectie van wijken die over moeten stappen op een warmtenet. Mijn inschatting is dat je dan al snel terecht komt in de wat rijkere wijken.

Sible Schöne

Sible Schöne is Adviseur van HIER.