Deze column bevat een feitelijke onjuistheid, die is gecorrigeerd in deze nieuwe versie
Opnieuw blijkt dat de blinde vlek in het emissiehandelssysteem, waarover ik eerder met Catrinus Jepma en Arnold Mulder schreef, slecht wordt begrepen. Wat maar weer eens illustreert dat het Europese klimaatbeleid nodeloos ingewikkeld is. De kern van dit hardnekkige misverstand zit hem in de vraag of je door een formele of door een informele bril naar het Europese klimaatbeleid kijkt.
Eerst de formele bril. Onder het ETS vallen ongeveer 12.000 Europese installaties die veel CO2 uitstoten. De eigenaren van deze installaties hebben het recht om emissiecertificaten van elkaar te kopen of aan elkaar te verkopen. Alle ‘sectoren' die juridisch gezien niet bij het ETS horen, zoals landbouw, transport en de gebouwde omgeving, vallen onder de ESD, het emissiehandelssysteem voor lidstaten. Net als bedrijven kunnen lidstaten handelen in emissietekorten en -overschotten. Deze handel tussen bedrijven in het ETS en lidstaten in het ESD zijn de (formele) waterbedden waar Corbey en Borkent op doelen. Ze zijn door de wetgever bewust in het leven geroepen om de kosten van emissiereductie te minimaliseren.
Dan de informele bril. Hoewel ETS en ESD juridisch van elkaar gescheiden zijn - lidstaten mogen niet handelen in het ETS en bedrijven niet in het ESD - zijn ze in de praktijk wel degelijk met elkaar verbonden. Veel van de installaties in de ETS produceren namelijk elektriciteit. Elektriciteit die via de elektriciteitsmarkt wordt verkocht aan klanten. Wat gebeurt er nu als een Nederlands huishouden minder elektriciteit afneemt, bijvoorbeeld omdat er een LED-lamp in gebruik wordt genomen? Aangezien de gebouwde omgeving onder de ESD valt, daalt de CO2-uitstoot in de Nederlandse ESD-sector. Als Nederland al aan zijn ESD-verplichting voldeed, kan het de extra reductie verkopen aan een andere lidstaat, zeg Spanje. Nederland en Spanje maken dan gebruik van het formele waterbed van de ESD. Een uitstekende zaak als Nederland goedkoper aan zijn ESD-verplichting kan voldoen dan Spanje.
““De Europese regels staan blijkbaar toe dat uw zuinigheid niet één, maar twee keer wordt verhandeld””
De ingebruikname van de LED-lamp in Nederland leidt echter
ook tot vrijval van emissierechten in het ETS. De emissierechten die namelijk
eerst nodig waren om de elektriciteit voor de gloeilamp te produceren, zijn nu
immers overbodig geworden. Dit is het informele waterbed van Aalbers, Jepma en
Mulder. Dit informele waterbed is nooit bewust door de wetgever gecreëerd. Het
is er gewoon, omdat de elektriciteitsmarkt er is en slechts een deel van de
installaties die elektriciteit produceren onder het ETS vallen. Kenmerkend voor
dit informele waterbed is dat er geen handel plaatsvindt in emissiecertificaten
tussen het huishouden/de overheid enerzijds en het elektriciteitsbedrijf anderzijds.
Dit in tegenstelling tot het formele waterbed.
De beide waterbedden kunnen elkaar bovendien versterken, waardoor de
ingebruikname van uw LED-lamp uiteindelijk zal leiden tot een stijging van de
CO2-uitstoot in de Europese Unie! Mocht de Nederlandse overheid
namelijk gebruik maken van het formele waterbed om uw besparing aan Spanje of
een ander land te verkopen, dan vindt er geen additionele CO2-reductie
plaats. Dat is niet erg, want blijkbaar kan Nederland binnen de ESD goedkopere
maatregelen nemen dan Spanje. De extra CO2-reductie in Nederland
leidt zo tot minder CO2-reductie in Spanje.
De besparing van uw LED-lamp leidt echter ook tot de vrijval van
emissiecertificaten in het ETS. Dit informele waterbed dreigt daarmee op
termijn de CO2-uitstoot te verhogen. Door de handel met Spanje was
er immers netto al geen sprake meer van een CO2-reductie in de
Europese Unie als geheel. Omdat de besparing van uw LED-lamp via het informele
waterbed van de elektriciteitsmarkt vervolgens ook nog eens leidt tot een
vrijval van emissiecertificaten in het ETS, dreigt dus (op termijn) een
stijging van de CO2-uitstoot. De Europese regels staan blijkbaar toe
dat uw zuinigheid niet één, maar twee keer wordt verhandeld!
Wat geldt voor de LED-lamp, geldt ook voor de energiezuinige televisie,
koelkast, wasdroger, etc. Alle
elektriciteitsbesparing in de ESD leidt, via het informele waterbed van de
elektriciteitsmarkt, namelijk tot vrijval van emissierechten in de ETS. Als
overheden dan ook nog eens gebruik maken van het formele waterbed, resulteert
vervolgens een stijging van de CO2-uitstoot.
De noodzaak om de bezem eens goed door de Europese beleidskast te halen blijft
dan ook onverminderd groot. De gulden regel daarbij is dat de verplichting om onder het emissieplafond
te blijven allesbepalend is voor de CO2-uitstoot. Extra maatregelen
voor elektriciteitsbesparing in het ESD (uw LED lamp) leiden alleen tot
permanente energiebesparing als de vrijgevallen emissiecertificaten uit de
markt worden genomen. Bram Borkent en ik vinden elkaar dan ook volledig in de
opvatting dat hiervoor een structurele oplossing moet komen.
Zo'n structurele oplossing betekent wel dat energiebesparing maatschappelijk
gezien duurder wordt. Immers, naast het feit dat energiebesparing op zichzelf rendabel
moet zijn, moet het uit de markt nemen van emissiecertificaten door iemand
bekostigd worden.
Wellicht nog belangrijker dan de structurele oplossing is de vraag of Europa er
ooit in zal slagen om het huidige stuwmeer van emissiecertificaten uit de markt
te nemen. Ik ben daar sceptisch over, Bram Borkent blijkbaar veel minder. Maar
wat vinden de marktdeelnemers er zelf eigenlijk van? Hoe groot achten zij de
kans dat er substantiële hoeveelheden emissiecertificaten uit roulatie worden
genomen? Een manier om daar achter te komen is te kijken naar recente
veranderingen in de CO2-prijs. Als de markt er immers van overtuigd
is, dat er de hoeveelheid emissiecertificaten in de toekomst structureel zal
afnemen, dan moet dat nu al zijn weerslag
vinden in de CO2-prijzen. Toekomstige schaarste is immers ook
huidige schaarste. Als we naar de spotprijs van CO2 kijken, dan zien
we dan deze de afgelopen maanden met ongeveer één euro is gestegen. Blijkbaar
zijn marktpartijen net zo pessimistisch - of misschien moet ik het realistisch
noemen - als ik.
Rob Aalbers is econoom
en programmaleider bij het Centraal Planbureau. Hij schrijft zijn columns op
persoonlijke titel.