Zoeken

Het is om industriepolitieke redenen nooit de bedoeling geweest

Hans Altevogt, Greenpeace: "Subsidie voor duurzaam compenseert falende emissiehandel"

Niet de energietransitie zelf staat ter discussie, maar wel de route naar die stip op de horizon. Het lijkt in het debat te gaan om een keuzestrijd tussen twee concurrerende, elkaar tegenwerkende instrumenten om klimaatverandering te bestrijden: handel in CO2-emissierechten versus subsidies op groen. De redenering is ruwweg dat subsidies op zon, wind en energiebesparing een fair trade in CO2-rechten verstoren. Boodschap: repareer de emissiehandel of belast CO2, maar stop in elk geval met al die groene subsidies. Of andersom. De school die emissiehandel wil verbeteren lijkt mainstream, wat voorspelbaar is in een door marktdenken doordesemde ‘mindset'.
Twee argumenten missen in dit instrumentendebat: emissiehandel wil niet werken en subsidies dienen meer doelen.

Ik kan die keuzestrijd intellectueel wel volgen, maar bestrijd de richting van het gekozen causale verband. Emissiehandel is primair bedoeld om CO2 te beprijzen, zodat investeren in CO2-arme technologieën aantrekkelijk wordt. Groeiende schaarste aan geveilde emissierechten onder een steeds lager CO2-plafond verhoogt de prijs per ton CO2 en vergroot het prijsverschil tussen fossiel en hernieuwbaar. De markt kiest vervolgens voor de goedkoopste CO2-reducent.
Tot zover de theorie die nooit praktijk werd.

““Georganiseerd marktfalen voorkwam elk significant prijsverschil tussen CO2-vrije windstroom en CO2-intensieve kolenstroom””

Met mijn achterdocht van toen, kennis van nu en wijsheid achteraf stel ik vast dat het om industriepolitieke reden nooit de bedoeling is geweest om CO2 te beprijzen. In plaats van schaarste ontstond een groeiend handelsoverschot in CO2-rechten, bewust geschapen door de gratis uitgifte van veel te veel emissierechten. Georganiseerd marktfalen op grond van afspraken tussen Brussel, lidstaten en (multi)nationaal bedrijfsleven die elk significant prijsverschil tussen CO2-vrije windstroom en CO2-intensieve kolenstroom voorkwam. Hun gedeelde waarde is dat lage energieprijzen voor burgers en bedrijven belangrijker zijn dan het voorkomen van klimaatverandering. Het debat gaat dus helemaal niet over het beste klimaatinstrument, maar over inkomenspolitiek. Conclusie: de subsidie op groen compenseert gewoon voor een door protectionistische industriepolitiek falende emissiehandel.

Een additioneel manco in de vergelijking tussen emissiehandel of groene subsidie is de beperkte focus op CO2-reductie. De energietransitie van fossiele naar hernieuwbare energiebronnen gaat om duurzame ontwikkeling en dat omvat veel meer dan ‘slechts' klimaatverandering.

Een paar voorbeelden:

1. Kernenergie en kolenstroom-met-CO2-opslag varen wel bij een werkend emissiehandelssysteem, maar zijn - getoetst aan andere keteneffecten - onmogelijk duurzaam te noemen.

2. Zon en wind emitteren geen fijn stof dat onze longen verziekt. Kolenstroom en biomassa doen dat wel. De markt moet dat verschil in gezondheidskosten (en andere externe kosten en baten) waarderen, maar doet dat niet vanzelf. Emissiehandel stuurt hier niet op, subsidies kunnen dat wel.

3. Emissiehandel heeft - anders dan subsidie - geen oog voor andere duurzame ontwikkelingen, zoals:

a. minder fossiele importafhankelijkheid dankzij vrij en lokaal beschikbare hernieuwbare energie.

b. meer prijsstabiliteit, omdat hernieuwbare energie gratis is en blijft.

c. aanjagen van werkgelegenheid, innovatie, leercurves en de participatiesamenleving.

Allemaal gewenste ontwikkelingen met externe maatschappelijke baten, die - hoe arbitrair ook - op geld of kwaliteit waardeerbaar zijn. De markt doet dat niet vanzelf, noch de handel in emissierechten, en daarom moet een subsidie dat prijsverschil tussen fossiel en duurzaam helpen organiseren. Het is een politieke keuze om de concurrentie tussen fossiele en hernieuwbare energie met zo'n correctieve subsidie te ontstoren.

De aanval op groene subsidies dient een politiek doel: komende jaren gaan Europese Unie en lidstaten besluiten over nieuwe klimaat- en energiedoelen voor 2030. Er zijn nu drie doelen voor 2020: 20 procent CO2-reductie, 20 procent energiebesparing en 20 procent duurzame energie. De voorstanders van een doelstelling voor CO2-reductie willen één overkoepelend CO2-doel met een verbeterde CO2-beprijzing of emissiehandel als hoofdinstrument. Dan kunnen de aparte doelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie worden afgeschaft.

Dit is ronduit gevaarlijk, omdat de komst van een mondiaal Protocol de Paris in 2015 hoogst onzeker is, laat staan dat nieuwe klimaatafspraken uitnodigen tot een emissiehandel die wél effectief stuurt op CO2-reductie. We hebben geen tijd om te wachten op een werkende mondiale emissiemarkt als de marktmeesters (lees: de overheid) weigeren te reguleren. Dan kunnen we maar beter (ook) doelstellingen op gebied van efficiencyverbetering en hernieuwbare energie koesteren, omdat alleen die kunnen borgen dat de energietransitie doorgaat, ook zonder Protocol de Paris.

Hans Altevogt is campagneleider bij Greenpeace

Hans Altevogt