'Het conflict tussen China en Japan maakt duidelijk dat voorspellingen over energievoorraden als bron voor toekomstige conflicten kloppen'
Als het gedoe tussen China en Japan over een paar onbewoonde eilandjes in de Oost Chinese Zee iets duidelijk maakt, dan is het dat voorspellingen over energievoorraden als bron voor toekomstige conflicten kloppen. Ongetwijfeld hebben degenen die zeggen dat de Chinese machthebbers demonstraties om binnenlandse politieke redenen aanmoedigen, of er althans geen bezwaar tegen hebben, ook deels gelijk.
Inderdaad lijkt de communistische partij enige legitimiteit in de ogen van de bevolking te verliezen. Dat proces zal worden versneld als de economische groei verder terugloopt, grote delen van China in armoede gedompeld blijven en de werkloosheid oploopt. Het sociale contract tussen bevolking en heersers wordt dan verbroken, waardoor het hemelse mandaat van de communisten verkruimelt en het regime ten onder kan gaan. Dit is precies waar Beijing voor vreest. En precies daarom spelen de leiders in op nationalistische gevoelens die gemakkelijk te mobiliseren zijn omdat conflict wordt geplaatst in de historische context van Japanse agressie tegen China.
Maar die paar onbewoonde eilandjes zouden nooit een mobiliserend effect kunnen hebben als China niet zou weten dat er grote olie- en gasvelden in de zeebodem zouden zitten.
De eilanden, Senkaku volgens Japan en Diaoyutai volgens China, worden vanaf 1865 door Japan bestuurd. Na de Tweede Wereldoorlog namen de VS het bestuur over, maar in 1972 werd het weer aan Japan terug gegeven. Chinese claims gaan weliswaar terug tot in veertiende eeuw, maar het regime in Beijing heeft van de eilanden eeuwenlang geen punt gemaakt. Totdat in 1968 olie werd gevonden. Daarna laaide de twisten van tijd tot tijd op.
In september 2010 ging het goed mis na een aanvaring van een Chinees 'vissersschip' met Japanse patrouilleschepen. De diplomatieke gemoederen liepen toen zo hoog op dat de export van zeldzame aarden naar Japan tijdelijk werd stilgelegd waardoor bijvoorbeeld de productie van de Toyota Prius, die onder meer neodymium voor de magneten in de elektromotoren nodig heeft, stil kwam te liggen.
Inmiddels maakt China ruzie met zo ongeveer alle landen die grenzen aan de Oost- en Zuid-Chinese Zee waar zich grondstoffenvoorraden en visgronden bevinden. Voor de Chinese leiding is toegang tot die voorraden letterlijk van levensbelang. Want zonder dat kunnen de hoge groeicijfers niet worden gehandhaafd en loopt zoals gezegd, het sociale contract tussen regime en bevolking gevaar. Het gevolg is dat de eerste tekenen van militarisering in de regio zichtbaar zijn.
Op het eerste gezicht lijkt Japan in de kwestie van de eilanden het recht aan zijn kant te hebben. Maar volgens het zee-recht mag China de gasvoorraden op het Aziatische continentale plat ontginnen. De Senkaku-eilanden maken daar weliswaar deel van uit, maar het zee-recht bepaalt ook dat Japan rechten heeft binnen de Exclusieve Economische Zone die zich tot 200 km ten westen van de eilanden uitstrekt.
De consequenties van de situatie zijn tamelijk dramatisch. Nissan, Toyota , Honda en nog wat Japanse bedrijven sloten uit angst voor de volkswoede tijdelijk hun fabrieken in China. Tegelijkertijd zijn juist de handelsbelangen tussen beide landen een remmende factor voor verdere escalatie. Maar dan moet de Chinese regering het toch al morrende volk wel in de hand weten te houden.
Dit dispuut biedt ongetwijfeld een kijkje in de toekomst, omdat historisch gezien de opkomst van een land gepaard gaat met economische herschikkingen. Grondstoffen en energie spelen daarbij een cruciale rol.
Rob de Wijk is directeur van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en professor Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. In zijn column gaat hij in op de energievoorziening in het licht van de internationale verhoudingen.